“Op jacht want het is weer zaterdagnacht,
en wat een pracht dat er een zaal vol mensen wacht.
We hebben al een lange weg achter de rug
en na vannacht moeten we vlug weer terug.
Maar geen tijd om te zeuren want er moet wat gebeuren,
want we moeten weer een roffe toffe show neerpleuren.
[…]
En ook al zijn we dan een teringeind van huis,
slapen doen we wel thuis.
Geen slaap tot. Osdorp!!!!”
(Osdorp Posse, ‘Geen slaap tot Osdorp’, Vlijmscherp (1993))
Zaterdag 16 september 2017, op de 42e verjaardag van schrijver dezes en de zoveelste verjaardag van Hans Bouwmeester, moest de Groninger Combinatie aantreden tegen Voerendaal uit Limburg. Gelukkig niet in het zuiden van Limburg, want dat zou een tocht zijn ge-weest waarbij de ontberingen die Willem Barentsz op Nova Zembla leed in het ‘Behouden Huys’ kinderspel zouden zijn geweest. Nee, we speelden in het fraaie Denksportcentrum van de gebroeders Vedder in Bunschoten.
De omstandigheden waren erg genoeg. Aanhoudende buien die bleven hangen en hun inhoud loost/den op de spelers van GC zorgden voor een deprimerende aanblik. Verzopen katten bekeken ons met mededogen toen we ons een weg baanden door de buien. En dan reden er ook nog eens geen treinen tussen Zwolle en Amersfoort en was lijn 76 betrokken bij een ongeval, waardoor de zeven spelers die uit Groningen en Brussel (!) (Rotterdam) kwamen noodgedwongen een taxi moesten nemen naar het speeloord. Ik vermoed dat Jan Werle en Iozefina Paulet, die (denk ik) met Daan Brandenburg waren meegereden, een heel wat prettiger reis hadden.
Maar goed, geen slaap tot Bunschoten dus. De GC werd in de speelzaal door iets als een collectieve drang naar nachtrust aangedaan, waardoor goede stellingen in remise verzandden en slechte stellingen verloren gingen (al was het ook de verdienste van de gastheren uit Voerendaal dat ze overwinning naar zich toetrokken). En dus konden we geen “roffe toffe show” neerpleuren en was het geen “pracht dat er een zaal vol mensen wacht”. We voelden ons kennelijk dermate thuis in de speelzaal na alle reisellende dat het zandmannetje ongestoord zijn verwoestende werk kon doen.
Bordsgewijs:
1. Jan Werle (GC, 2519) – Felix Levin (Voerendaal, 2480) 1/2- 1/2
Jan Werle kwam naar mijn (en zijn) inschatting erg goed uit een d4 opening waarbij hij twee centrumpionnen had tegen een van Levin (op e6). Met een loper op b1 en een toren die van e1 via e3 naar g3 gemanoeuvreerd dreigde te worden en centrale doorstoten als d5 en e5 die in de lucht hingen leek hij een sterke aanval te hebben. Levin bood dan ook met …Dg5 dameruil aan. Of dat de valstrik was die Levin volgens Jan W. in de stelling vlocht weet ik niet, maar doordat hij in een val trapte verloor hij zijn voordeel en moest hij naar een (wat minder?) eindspel afwikkelen, dat remise werd.
2. Daniel Hausrath (Voerendaal, 2484) – Erik Hoeksema (GC, 2343) 1-0
Erik Hoeksema had een zware laveerpartij tegen GM Hausrath. In een eindspel met ieder een toren en Hausrath een paard en Erik een loper en nog wat pionnen leek hij goed te staan met een vrijpion op d4 en de kans om zijn koning te activeren. Vermoedelijk kon Hausrath echter rustig op winst spelen omdat de vrijpion was geblokkeerd, het witte paard een zwakke pion op b5 kon aanvallen en hij ook nog eens een vrijpion op a5 had. Maar Erik hield stand, de tijd van Hausrath liep enkele keren terug tot 1 minuut en velen hoopten op een remise of een wonder van de Heer. Maar hoewel we in een vrij bijbelvaste gemeente speelden bleek alle hoop ijdel. De GM wikkelde af naar een eindspel van toren en vier pionnen tegen een toren, loper en geblokkeerde pion op h7, hetgeen lastig te houden was. Erik verloor uiteindelijk een toreneindspel.
3. Jasper Geurink (GC, 2324) – Ruud van Meegen (Voerendaal, 2237) 1-0
Ik mocht spelen tegen jeugd(?)talent Ruud van Meegen, een onverwachte tegenstander. Bovendien had ik me voorbereid op de Philidor, de Caro-Kann en de Aljechin. Maar natuurlijk kwam juist het Italiaans op het bord, dat wil zeggen het Moderne Italiaans waarbij wit c3 en d3 doet. Zeer populair bij de wereldtop. Ik rokeerde echter niet kort maar liet mijn koning een tijd in het centrum met de optie om later lang (!) te rokeren (het Hypermoderne Moderne Italiaans). Toen zwart te snel …d6 deed (na korte rokade) kon ik het paard op f6 pennen met Lg5 terwijl zwart geen …Lc5-e7 meer had. Het werd nog erger nadat zwart niet met zijn loper op e6 mijn loper op b3 elimineerde, zodat hij met …De7 en …De6 de penning kon opheffen.
Nu kwamen zijn stukken in het gedrang na Lb3-c2! en moest hij het loperpaar opgeven. En ik zat al te denken aan een bosbomiaans g4! (omdat zwart reeds …h6 had gespeeld), daar ik nog niet had gerokeerd. En het zou ook in de geest zijn geweest van het lied van de Gelder-se groep ‘Heidevolk’ waar ik al een week naar luisterde:
“Ik ben Vulgaris Magistralis, en ik rij op een mammoet in het rond. Ik ben Vulgaris Magistra-lis, en op zondag op een mastodont. Ik kok [kook] mien potjen [mijn potje] op een werkende vulkaan. Een dinosauris [dinosaurus] nuum [noem] ik een halve haan […]”, met excuses voor het Achterhoekse dialect.
Maar gelukkig ontweek ik bijtijds de lokzang van Klaas Vaak en liet ik me dus niet in slaap zingen. Gewoon rokeren en de zwarte damevleugel aanpakken. Niet dat ik daar helemaal in slaagde, mijn tegenstander kwam goed terug en had verschillende keren een ondoordring-bare verdediginglinie kunnen opwerpen. Maar die tijd! Uiteindelijk slaagde ik erin met loper en dame (hoezo werken paard en dame goed samen?) de verzwakte zwarte koningsvleugel binnen te dringen en hem te matten (in het eindspel!).
4. Valentin Buckels (2319, Voerendaal) – Sipke Ernst (2528, GC) 1/2- 1/2
Zonder iets af te willen doen aan het talent en de speelsterke van Valentin Buckels (Duitsland (?), jeugdtalent), we verwachtten van Sipke toch een punt. Mede vanwege zijn superscore in de Meesterklasse tot dusver, mede vanwege zijn 2e plaats op het NK, mede vanwe-ge zijn recente begeleiding van jeudtalenten in Roemenië, hetgeen hem ongetwijfeld vlijmscherp zou houden. Maar dat viel een beetje tegen. Ongetwijfeld viel ook het weer in NL Sipke tegen na twee weken 30 graden in een kuuroord en kon de slaap dus ook hier toe-slaan. De opening was daar ook enigszins naar, een enigszins duffe Catalaan met een zwarte loper op a6. Sipke gooide echter de knuppel in het hoenderhok door met …h6 en ..g5 (met wederzijdse korte rokade en wit h4!) de loper op f4 te verdrijven. Dat kon nog wel, maar dan had hij in de geest van de Stonewall zijn paard op e4 moeten steunen met …f7-f5. Zoals het ging snaaide Sipke een pion mee op e2. Zeer gevaarlijk, want Buckels kreeg het loperpaar en kansen op de koningsvleugel. Toch kwam Sipke er op de een of andere manier goed uit en hield hij een overwicht. Bovendien sloop de tijd van de witspeler naar de nul. Punt dus voor Sipke? Nee, kennelijk was het nog lastig of vloog er ergens een slaapvlieg rond. Buckels redde zich en Sipke kon slechts een teleurstellend halfje noteren.
5. Daan Brandenburg (2481, GC) – Lars Stark (2400, Voerendaal) 1/2-1/2
Helaas heb ik van deze partij weinig meegekregen. Daan leek prima te staan met een kwaliteit meer, maar Sipke wees er achteraf terecht op dat de klus zeer lastig was en de compensatie aanzienlijk. Een puntendeling dus.
6. Patrick Driessens (2292, Voerendaal) – Maurice Schippers (2311, GC) 1/2- 1/2
Maurice kwam goed tot zeer goed uit de opening (een Benkö-achtig iets zonder pionoffer) maar ook hij ontkwam niet echt aan de algehele malasie. Gaap-slaap-schaak leidde tot een k..eindspel met een pion minder en elk twee torens. Hij moest constant alert blijven en matdreigingen en dergelijke ontwijken. Dan liep de klok weer naar 1 seconden en werd door een bijtijdse ram op de klok tijdsoverschrijding weer nipt vermeden. Door dat eindspel is uw verslaggever in een keer twintig jaar ouder geworden. Uiteindelijk slaagde Maurice met zeer veel kunst- en vliegwerk erin remise te houden, een prestatie van formaat.
7. Iozefina Paulet (2283, GC) – Johannes Mundorf (2233, Voerendaal) 1-0
Ik weet niet of Iozefina de dag of week voor de wedstrijd veel naar Rammstein of Metallica heeft geluisterd, maar het zou zeer goed mogelijk kunnen zijn. Ze onttrok zich als een van de weinigen aan de slaapneurose en pakte de zwarte Fransman (dat is, opening) voortvarend aan met een pionoffer en de doorbraak f4-f5. Ik heb de rest niet mogen meemaken maar ongetwijfeld zal er een aardige slachting hebben plaatsgevonden op de koningsvleugel. Hetgeen maar weer laat zien dat ‘het zwakke geslacht’ een mythe is en vrouwen zeer goed als krijger/ legeraanvoerder kunnen fungeren. Boudica, Cleopatra, Jeanne d’Arc en Angela Merkel heb-ben allen hun sporen verdiend in het krijgsgebeuren/ machtsspel. Tijd voor een soortgelijke emancipatie in de schaakwereld dunkt mij.
8. Ivo Wantola (2344, Voerendaal) – Bonno Pel (2265, GC) 1-0
Het ontbreekt Bonno een beetje aan ritme door gebrek aan studie en spelen (?). Wat wil je ook met een drukke baan aan een Brusselse universiteit. Hij kwam eigenlijk nooit echt in een lekker ritme, hier en daar klonken valse noten en de zwarte stelling (Modern tegen e4/d4/c4) kraakte in al zijn/haar voegen. De witspeler was er vervolgens als de hanen bij om her en der wat materiaal te graaien en weldra moest Bonno dan ook in het onvermijdelijke berusten.
9. Jan Baljé (2194, GC) – Sander Bachaus (Voerendaal, 1993) 0-1
Deze partij was ook niet best. Jan begon prima, volgde Avrukh in een Catalaan en kreeg een fianchettoplus. Maar een wat pessimistische instelling en te weinig rekenen zorgden voor materiaalverlies en uiteindelijk een dodelijke aanval waarbij de zwarte stukken zich als gieren op de witte koning stortten. Hij kan beter maar was deze dag waarschijnlijk ook aangedaan door het rondwarende slaapvirus.
10. Luc Zimmermann (2138, Voerendaal) – David Slagter (2194) 1-0
David had een feestje van zijn voetbalclub om 20.00 in Groningen en hij hoopte met wat geluk dat hij al vroeg klaar zou zijn (remise? winst?) zodat hij zich bij zijn kameraden kon voegen om het gerstenat eer aan te doen. Maar u raadt het al: hij was als laatste nog bezig. In een Tarrasch/Frans met 3…Pc6 vergaloppeerde David zich in de opening. Wit profiteerde in die zin dat hij een pion mee griste en afwikkelde naar een beter eindspel. Toch leek zwart enige compensatie te hebben. Waarschijnlijk had hij het beter kunnen doen, maar het kwaliteitsoffer van David zag er goed genoeg uit (voor tegenspel). De witte koning leek moeilijk aan eeuwig schaak te kunnen ontsnappen en bovendien liep de tijd van de witspeler steeds verder terug. Ook leken enige lichamelijke en tonale tekens te duiden op een zekere mate van nervositeit. Toch, tegen alle verwachtingen in, slaagde wit erin om de stelling naar winst te voeren. Een bittere nederlaag.
Alles opgeteld een dure 6-4 nederlaag na een slaapverwekkende vertoning. Gelukkig was er nog de terugreis. Toegezongen worden omdat ik jarig was door twee volstrekt onbekende brallende en lallende vijftigers die te veel alcohol op hadden was daarbij wel het hoogtepunt…